Vorst aan de grond of te wel nachtvorst
Wanneer de temperatuur op klomp hoogte (10 cm hoogte) boven kort geknipt gras tot onder het vriespunt daalt, staat dat bekend als vorst aan de grond of nachtvorst.
De temperatuur wordt op weerstations gewoonlijk op 1,5 meter boven een grasvlakte gemeten. Vlak boven de grond kan het temperatuurverloop echter anders zijn. Tijdens een windstille en heldere nacht koelt het daar sterker af. Voorwerpen op het aardoppervlak en ook bomen, struiken, bladeren en grassprietjes zenden voortdurend straling uit en verliezen onder die omstandigheden snel warmte. Meestal komt pas in de vroege ochtenduren de temperatuur beneden het vriespunt, omdat dan de uitstraling niet langer gecompenseerd wordt door de warmte aanvoer uit de grond.
Bij vorst aan de grond bevriest de in de lucht aanwezige waterdamp. De bevroren druppeltjes zijn als een witte aanslag rijp te zien op het gras, lage struiken, de bovenkant van houten hekwerken of daken en ruiten van auto's.
Gevolgen voor de buiten kweker
Voor de buiten kweker is het zeer belangrijk te weten of de temperatuur bij het aardoppervlak onder nul kan komen. Of het vlak bij de grond ook werkelijk tot vorst komt, hangt behalve van de weersomstandigheden af van verschillende factoren. Voor de wind beschutte plaatsen zijn er in het algemeen het gevoeligst voor, maar ook van belang zijn bodemgesteldheid, begroeiing en hoogteverschillen.
- Droge grond is gevoeliger voor nachtvorst dan natte grond, omdat in het water veel warmte is opgeslagen.
- Losse grond geleidt warmte slecht, zodat als er nachtvorst verwacht wordt er beter niet geschoffeld kan worden.
- Veengrond is gevoeliger voor nachtvorst dan kleigrond.
- Telers ondervinden in de dalen van Zuid-Limburg bijvoorbeeld meer last van vorst dan de grond op de plateaus, omdat koude lucht zwaarder is dan warme lucht, waardoor de koude lucht van de hellingen af de dalen inrolt.
Frequentie in Nederland
Vanaf september kan er vorst aan de grond optreden. In oktober in gemiddeld 5 nachten en in november 11. Vorst aan de grond komt in de winter in De Bilt gewoonlijk op 15 of 16 dagen per maand voor, in maart op 14 dagen, in april op 11 dagen en in mei op 3 dagen. Ook in de zomer komt het lokaal in Nederland wel eens tot vorst aan de grond.
IJsheiligen
Abrupte temperatuurveranderingen, die onder andere het gevolg zijn van het nog relatief koude zeewater, zijn kenmerkend voor dit hele jaargetijde en kunnen ook in juni nog voorkomen. Wel neemt na half mei de kans op vorst sterk af en aan het eind van deze maand zijn temperaturen onder nul heel uitzonderlijk. In dat opzicht markeren de IJsheiligen meestal de overgang naar een periode met een meer zomers karakter, maar in 1998 begon de zomer al eerder en ontstond het karakteristieke IJsheiligen weer met vorst aan de grond in de tweede helft van mei. In 2006 kwam in de nacht van 2 op 3 juni in Nederland nog nachtvorst voor en in 2008 zelfs in de nacht van 23 op 24 juni. De IJsheiligen houden zich lang niet altijd aan hun data.
Vorstgevoelige planten kunnen daarom het beste pas na de ijsheiligen buiten gezet worden, omdat daarna de kans op vorst aan de grond klein geworden is. Maar zelfs tijdens de schaapscheerders koude komt soms nachtvorst voor.
Schaapscheerders kou
is de benaming in de Lage Landen voor een koele periode in de maand juni. Deze kan voorkomen tussen 5 en 20 juni. In deze periode is het vaak bewolkt en koud en kan er zelfs nog nachtvorst optreden.
De naam is afkomstig uit de tijd dat in deze periode de schapen geschoren werden.
Zomerweer in juni houdt zelden de hele maand stand. Meestal draait de wind na de eerste zomerse of zelfs tropische dagen van zuid naar noordwest of noord. De zee is nog relatief koud terwijl er door de verhitting van het vasteland een opstijgende luchtbeweging ontstaat die een lagedrukgebied doet ontstaan boven Midden-Europa. Aan de achterzijde van die depressie stroomt aanzienlijk koelere lucht uit het Noordzee gebied Europa binnen. Boven de nog relatief koude Noordzee ligt in deze tijd van het jaar vaak een grijs wolkendek of een gebied met mist dat met de noordwestelijke stroming onze kant op komt.
De felle juni-zon maakt dan plaats voor een grijs wolkendek en zeker in de wind is het ronduit koud. Zo'n weers omslag van warm en zonnig in koel en somber weer is in juni niet ongewoon. Vooral rond het midden van de maand moeten we het vaak bezuren. Schaapscheerders maakten vroeger van deze grijze koele periode gebruik om de schapen te scheren, vandaar de benaming schaapscheerders kou. Vanwege de veelal grote neerslaghoeveelheden en de noordwestenwind spreekt men ook wel van de noordwest moesson.
Meestal houdt dat koele en sombere weer wel enkele dagen aan, zodat de kale huid van de schapen niet blootgesteld wordt aan de felle juni zon. De Schaapscheerders kou is vergelijkbaar met de IJsheiligen, alleen is de afkoeling zo laat in het voorjaar minder groot. Ook is de kans op vorst aan de grond in juni een stuk kleiner, maar temperaturen van iets onder nul zijn in deze maand zelfs op waarnemingshoogte van anderhalve meter zeker niet uitgesloten.
Uit onderzoek blijkt dat de schaapscheerders kou in Nederland doorgaans valt tussen 18 en 24 juni, maar het kan ook eerder of later zijn
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Wanneer de temperatuur op klomp hoogte (10 cm hoogte) boven kort geknipt gras tot onder het vriespunt daalt, staat dat bekend als vorst aan de grond of nachtvorst.
De temperatuur wordt op weerstations gewoonlijk op 1,5 meter boven een grasvlakte gemeten. Vlak boven de grond kan het temperatuurverloop echter anders zijn. Tijdens een windstille en heldere nacht koelt het daar sterker af. Voorwerpen op het aardoppervlak en ook bomen, struiken, bladeren en grassprietjes zenden voortdurend straling uit en verliezen onder die omstandigheden snel warmte. Meestal komt pas in de vroege ochtenduren de temperatuur beneden het vriespunt, omdat dan de uitstraling niet langer gecompenseerd wordt door de warmte aanvoer uit de grond.
Bij vorst aan de grond bevriest de in de lucht aanwezige waterdamp. De bevroren druppeltjes zijn als een witte aanslag rijp te zien op het gras, lage struiken, de bovenkant van houten hekwerken of daken en ruiten van auto's.
Gevolgen voor de buiten kweker
Voor de buiten kweker is het zeer belangrijk te weten of de temperatuur bij het aardoppervlak onder nul kan komen. Of het vlak bij de grond ook werkelijk tot vorst komt, hangt behalve van de weersomstandigheden af van verschillende factoren. Voor de wind beschutte plaatsen zijn er in het algemeen het gevoeligst voor, maar ook van belang zijn bodemgesteldheid, begroeiing en hoogteverschillen.
- Droge grond is gevoeliger voor nachtvorst dan natte grond, omdat in het water veel warmte is opgeslagen.
- Losse grond geleidt warmte slecht, zodat als er nachtvorst verwacht wordt er beter niet geschoffeld kan worden.
- Veengrond is gevoeliger voor nachtvorst dan kleigrond.
- Telers ondervinden in de dalen van Zuid-Limburg bijvoorbeeld meer last van vorst dan de grond op de plateaus, omdat koude lucht zwaarder is dan warme lucht, waardoor de koude lucht van de hellingen af de dalen inrolt.
Frequentie in Nederland
Vanaf september kan er vorst aan de grond optreden. In oktober in gemiddeld 5 nachten en in november 11. Vorst aan de grond komt in de winter in De Bilt gewoonlijk op 15 of 16 dagen per maand voor, in maart op 14 dagen, in april op 11 dagen en in mei op 3 dagen. Ook in de zomer komt het lokaal in Nederland wel eens tot vorst aan de grond.
IJsheiligen
Abrupte temperatuurveranderingen, die onder andere het gevolg zijn van het nog relatief koude zeewater, zijn kenmerkend voor dit hele jaargetijde en kunnen ook in juni nog voorkomen. Wel neemt na half mei de kans op vorst sterk af en aan het eind van deze maand zijn temperaturen onder nul heel uitzonderlijk. In dat opzicht markeren de IJsheiligen meestal de overgang naar een periode met een meer zomers karakter, maar in 1998 begon de zomer al eerder en ontstond het karakteristieke IJsheiligen weer met vorst aan de grond in de tweede helft van mei. In 2006 kwam in de nacht van 2 op 3 juni in Nederland nog nachtvorst voor en in 2008 zelfs in de nacht van 23 op 24 juni. De IJsheiligen houden zich lang niet altijd aan hun data.
Vorstgevoelige planten kunnen daarom het beste pas na de ijsheiligen buiten gezet worden, omdat daarna de kans op vorst aan de grond klein geworden is. Maar zelfs tijdens de schaapscheerders koude komt soms nachtvorst voor.
Schaapscheerders kou
is de benaming in de Lage Landen voor een koele periode in de maand juni. Deze kan voorkomen tussen 5 en 20 juni. In deze periode is het vaak bewolkt en koud en kan er zelfs nog nachtvorst optreden.
De naam is afkomstig uit de tijd dat in deze periode de schapen geschoren werden.
Zomerweer in juni houdt zelden de hele maand stand. Meestal draait de wind na de eerste zomerse of zelfs tropische dagen van zuid naar noordwest of noord. De zee is nog relatief koud terwijl er door de verhitting van het vasteland een opstijgende luchtbeweging ontstaat die een lagedrukgebied doet ontstaan boven Midden-Europa. Aan de achterzijde van die depressie stroomt aanzienlijk koelere lucht uit het Noordzee gebied Europa binnen. Boven de nog relatief koude Noordzee ligt in deze tijd van het jaar vaak een grijs wolkendek of een gebied met mist dat met de noordwestelijke stroming onze kant op komt.
De felle juni-zon maakt dan plaats voor een grijs wolkendek en zeker in de wind is het ronduit koud. Zo'n weers omslag van warm en zonnig in koel en somber weer is in juni niet ongewoon. Vooral rond het midden van de maand moeten we het vaak bezuren. Schaapscheerders maakten vroeger van deze grijze koele periode gebruik om de schapen te scheren, vandaar de benaming schaapscheerders kou. Vanwege de veelal grote neerslaghoeveelheden en de noordwestenwind spreekt men ook wel van de noordwest moesson.
Meestal houdt dat koele en sombere weer wel enkele dagen aan, zodat de kale huid van de schapen niet blootgesteld wordt aan de felle juni zon. De Schaapscheerders kou is vergelijkbaar met de IJsheiligen, alleen is de afkoeling zo laat in het voorjaar minder groot. Ook is de kans op vorst aan de grond in juni een stuk kleiner, maar temperaturen van iets onder nul zijn in deze maand zelfs op waarnemingshoogte van anderhalve meter zeker niet uitgesloten.
Uit onderzoek blijkt dat de schaapscheerders kou in Nederland doorgaans valt tussen 18 en 24 juni, maar het kan ook eerder of later zijn
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Comment