1: Het insect heeft vleugels.
Ga naar vraag 2
- Het insect is vleugelloos of heeft slecht ontwikkelde vleugels.
Ga naar vraag 29
2:
Ga naar vraag 3
- Twee paar vleugels.
Ga naar vraag 7
3: Sprinkhaan-achtig lichaam met verlengde achterpoten en met een pronotum ( bovendeel van thorax = borststuk ) dat aan de achterrand wat uitsteekt over het achterlijf.
Orthoptera Krekels en sprinkhanen
- Het insect ziet er anders uit.
Ga naar vraag 4
4: Het achterlijf heeft staartjes.
Ga naar vraag 5
- Het achterlijf heeft geen staartjes .
Ga naar vraag 6
5:
Homoptera Schildluizen
-Het insect is groter met korte antennes en heeft veel aderen in de vleugels en tevens heeft het insect lange staarten.Het insect zet de vleugels in rust vertikaal.
Ephemeroptera
6: Voorvleugels zijn vervangen door haltertjes. Achtervleugels zijn groot en waaiervormig.
Strepsiptera Waaiervleugeligen
- Achtervleugels zijn vervangen door haltertjes. (kunnen verborgen zijn)
Diptera vliegen en muggen
7: Voorvleugels zijn hard en minstens gedeeltelijk hoorn- of leerachtig.
Ga naar vraag 8
-Alle vleugels zijn vliezig.
Ga naar vraag 13
8: De voorvleugels zijn hoornachtig, met uitzondering van een vliezig uiteinde.Deze insecten bezitten een steek-zuigsnuit.
Hemiptera
Klik hier (JD) Wantsen, cicaden en bladluizen
-Voorvleugels volledig bestaand uit hetzelfde weefselstructuur.
Ga naar vraag 9
9: Voorvleugels hard en zonder aderen en ze komen tesamen in het midden.
Ga naar vraag 10
-De voorvleugels doorspekt met vele aderen. Ze overlappen minstens een weinig of worden in rust daksgewijs boven het achterlijf gehouden.
Ga naar vraag 11
10: Het achterlijf eindigt in een soort tangvorm. De voorvleugels ( elytra ) zijn altijd kort en vierkant en laten het grootste deel van het achterlijf onbedekt.
Dermaptera Oorwormen
-Het achterlijf heeft geen tangvormig uiteinde en de voorvleugels bedekken meestal gans het achterlijf.
Coleoptera
Klik hier (JD) Kevers
11: Voorvleugels meestal doorschijnend en meestal niet veel steviger dan achtervleugels.Het diertje houdt zijn vleugels dakvormig boven achterlijf in rust. Insect met een steeksnuit, die tevens een zuigsnuit is.
Hemiptera Cicaden en bladluizen
-Insect met kauwende monddelen. De cerci (staartjes ) zijn meestal aanwezig.
Ga naar vraag 12
12: Achterpoten zijn uiterst geschikt om te springen. Vleugels in rust dicht tegen achterlijf gevouwen.
Orthoptera Krekels en sprinkhanen
-Alle poten zijn lang en stekelig. Het is een snel lopend diertje. Het pronotum bedekt bijna helemaal de kop.
Dictyoptera Kakkerlakken en bidsprinkhanen
-Zeer grote voorpoten voorzien van stekels. Het insect heeft een lange hals en een zeer beweeglijke kop.
Dictyoptera 2e Bidsprinkhaan
13: Klein insect bedekt met een wit poeder.
Ga naar vraag 14
-Ander soort insect.
Ga naar vraag 15
14: De vleugels worden in rusthouding vlak gehouden. De monddelen zijn uitgerust om te steken en te zuigen.
Hemiptera Witte vliegen en schildluizen
-De vleugels worden in rust daksgewijs over het achterlijf gehouden en het diertje heeft bijtende monddelen.
Neuroptera Netvleugeligen (familie:Coniopterygidae)
15: Klein, tenger insect met smalle, randbehaarde vleugels.De vleugels worden meestal dicht bij het lichaam gehouden. Wordt dikwijls in bloemen aangetroffen.
Thysanoptera Tripsen (onweersbeestje)
-Ander soort insect.
Ga naar vraag 16
16: De kop naar beneden verlengd in een snuit. Vleugels meestal gevlekt en ongeveer gelijk.
Mecoptera Schorpioenvliegen
-Geen zo'n snuit aanwezig.
Ga naar vraag 17
17: De vleugels zijn min of meer geschubt. Roltong meestal aanwezig.
Lepidoptera Vlinders
-De vleugels zijn meestal transparent, alhoewel mogelijks harig.
Ga naar vraag 18
18: De vleugels tonen een netwerk van aders met eveneens veel dwarsaders.
Ga naar vraag 19
-Relatief weinig dwarsaders in de vleugels.
Ga naar vraag 23
19: Achterlijf met lange achterlijfaanhangsels. (cerci )
Ga naar vraag 20
-Korte of totaal ontbrekende achterlijfaanhangsels. ( cerci )
Ga naar vraag 21
20: Voorvleugels veel groter dan de achtervleugels. De vleugels worden in rust verticaal over het achterlijf geplaatst. Er zijn 2 of 3 achterlijfaanhangsels ( cerci ) aanwezig.
Ephemeroptera
-De voor- en achtervleugel ongeveer van dezelfde grootte of de achtervleugel is groter dan de voorvleugel. In rust worden de vleugels dicht bij het lijf gehouden. 2 korte achterlijfaanhangsels.
Plecoptera Steenvliegen
21: Zeer korte antennes. Het lijf is minstens 25 mm lang.
Odonata Libellen en waterjuffers
-Antennes zijn langer. Ze zijn minstens groter dan de breedte van de kop.
Ga naar vraag 22
22: De tarsi ( klauwen ) bestaan uit 3 geledingen.
Plecoptera Steenvliegen
-De tarsi ( klauwen ) bestaan uit 5 geledingen.
Neuroptera Gaasvliegen, elzevliegen of kameelhalsvliegen
23: Vleugels duidelijk behaard.
Ga naar vraag 24
-Vleugels niet duidelijk behaard.
Ga naar vraag 25
24: Alle vleugels zijn min of meer identiek. Het eerste segment van de voorste klauw ( tarsi ) is opgezwollen.
Embioptera webspinners
-Achtervleugels breder dan de voorvleugels. Het eerste segment van de voorste klauw ( tarsi ) is niet opgezwollen. Antenne in rust naar voren gericht.
Trichoptera Schietmotten of kokerjuffers
25:Klauwtjes ( tarsi ) met 4 of 5 segmenten.
Ga naar vraag 26
-Klauwtjes ( tarsi ) met 1 tot 3 segmenten.
Ga naar vraag 27
26: Alle vleugels identiek en tevens zeer dun en met weinig aders.Het diertje komt in zwermen voor.
Isoptera
-Achtervleugels veel kleiner dan voorvleugels.
Hymenoptera
27: Achtervleugels identiek of groter dan voorvleugels. Achterlijf met achterlijfaanhangsels. ( cerci )
Plecoptera
-Achtervleugels kleiner dan voorvleugels. Geen achterlijfaanhangsels. ( cerci )
Ga naar vraag 28
28: Zeer klein insect met minstens 12 segmenten in de antenne.
Psocoptera
-Nooit meer dan 10 segmenten in de antenne. Insect heeft eveneens een steek-zuigsnuit.
Hemiptera
29: Insect met slank, takvormig lichaam.
Phasmida
-Insect heeft andere lichaamsvorm.
Ga naar vraag 30
30: Insect met sprinkhaan-vormig lichaam en met lange achterpoten om te springen.
Orthoptera
-Insect met een andere lichaamsvorm.
Ga naar vraag 31
31: Klein insect met een zacht lichaam. Het leeft op planten, maar dikwijls onder een beschermend schild of schaal.
Hemiptera
-Ander soort insect.
Ga naar vraag 32
32: Zeer minuscuul insect dat in de bodem leeft. Het is kleiner dan 2 mm en heeft geen antenne.
Protura
-Ander soort insect.
Ga naar vraag 33
33: Insect met cerci of ander achterlijfaanhangsel.
Ga naar vraag 34
-Insect met andere aanhangsels.
Ga naar vraag 41
34: Achterlijfaanhangsels lang en opvallend.
Ga naar vraag 35
-Achterlijfaanhangsels zijn kort of verborgen onder het achterlijf.
Ga naar vraag 38
35: De achterlijfaanhangsel vormen tangen.
Ga naar vraag 36
-De achterlijfaanhangsels hebben geen tangvorm.
Ga naar vraag 37
36: De klauwtjes ( tarsi ) bestaan uit 3 segmenten.
Dermaptera Oorwormen
-De klauwtjes ( tarsi ) hebben slechts 1 segment.
Diplura Bodeminsect zonder ogen
37: Achterlijf met 3 lange achterlijfaanhangsels.
Thysanura Zilvervisjes
-Achterlijf met slechts 2 achterlijfaanhangsels.
Diplura Bodeminsect zonder ogen
38: Zeer klein springend insect. De kop is naar beneden gericht en vormt een snuit.
Mecoptera Schorpioenvliegen (sneeuwvlieg)
-Het insect heeft geen snuit.
Ga naar vraag 39
39: Klein tot zelf minuscuul insect met een gevorkte springorgaan onder het achterste van het achterlijf . Wordt gewoonlijk gevonden in rottende vegetatie.
Collembola Springstaarten
-Insect anders gevormd.
Ga naar vraag 40
40: Klauwtjes ( tarsi ) hebben gewoonlijk 4 segmenten.Slank en week insect. Leeft in kolonies in dood hout.
Isoptera Termieten
-Klauwtjes ( tarsi ) bestaan uit 3 segmenten en het voorste segment is gezwollen.
Embioptera Webspinners
41: Een parasiet in vacht of in pluimen. De insecten zijn gewoonlijk zijdelings of dorso-ventraal afgeplat.
Ga naar vraag 42
-Insect is geen parasiet en is niet afgeplat.
Ga naar vraag 46
42: Springend insect dat zijdelings afgeplat is.
Siphonaptera Vlooien
-Insect dorso-ventraal ( rug - buik ) afgeplat.
Ga naar vraag 43
43: Insect van gemiddelde grootte. De kop is gedeeltelijk verzonken in het borststuk.
Ga naar vraag 44
-Minuscuul insect. De kop is niet verzonken in het borststuk.
Ga naar vraag 45
44: Antennes zeer kort. Insect met opvallende poten en 2 sterke klauwen , die uiterst geschikt zijn om een zoogdier vast te houden.
Diptera Luisvliegen
-Lange antennes. Het lijf heeft een iets ronde-vorm. Poten en klauwen minder opvallend. Steeksnuit.
Hemiptera Wantsen (sommige families)
-45: Grote kop. Kop zo breed als het lijf. Ovaal of langwerpig insect.Duidelijke prothorax. (eerste segment van het borststuk) Bijtende monddelen.
Mallophaga Bijtende luizen
-Kleine kop. Kop veel smaller dan het lichaam. Peervormig insect. Borststuk segmenten volledig samengesmolten in 1 geheel. Zuigende monddelen.
Anoplura Bloedzuigende luizen
46: Achterlijf met duidelijke wespentaille. De antennes zijn dikwijls met duidelijke elleboog knik.
Hymenoptera Vliesvleugeligen (voornamelijk mieren)
-Geen zulke eigenschappen
Ga naar vraag 47
47: Het lijf is groter dan 5 mm en bedekt met afgeplatte haren of schubben. Rudimentaire vleugels zijn nog aanwezig.
Lepidoptera Vlinders (sommige vrouwtjes)
-Het kale of slechts occasioneel geschubde lijf is gewoonlijk kleiner dan 5 mm. Rudimentaire vleugels zijn nog aanwezig.
Ga naar vraag 48
48: De kop is zo breed of toch bijna zo breed als het verdere lijf. Lange antennes. Het insect heeft bijtende monddelen en het diertje wordt dikwijls tussen gedroogde materialen gevonden.
Psocoptera stofluizen
-De kop is minder breed dan het lijf. Klein peervormig insect. Het insect heeft zuigende monddelen.Het achterlijf is dikwijls voorzien van een paar buisvormige aangroeiingen nabij zijn uiteinde. Het insect wordt gevonden op een groeiende plant.
Hemiptera Bladluizen
Ter aanvullende info:
Zie ook deze kleine beestjes en ongedierte:
Klik hier
Ga naar vraag 2
- Het insect is vleugelloos of heeft slecht ontwikkelde vleugels.
Ga naar vraag 29
2:
Ga naar vraag 3
- Twee paar vleugels.
Ga naar vraag 7
3: Sprinkhaan-achtig lichaam met verlengde achterpoten en met een pronotum ( bovendeel van thorax = borststuk ) dat aan de achterrand wat uitsteekt over het achterlijf.
Orthoptera Krekels en sprinkhanen
- Het insect ziet er anders uit.
Ga naar vraag 4
4: Het achterlijf heeft staartjes.
Ga naar vraag 5
- Het achterlijf heeft geen staartjes .
Ga naar vraag 6
5:
Homoptera Schildluizen
-Het insect is groter met korte antennes en heeft veel aderen in de vleugels en tevens heeft het insect lange staarten.Het insect zet de vleugels in rust vertikaal.
Ephemeroptera
6: Voorvleugels zijn vervangen door haltertjes. Achtervleugels zijn groot en waaiervormig.
Strepsiptera Waaiervleugeligen
- Achtervleugels zijn vervangen door haltertjes. (kunnen verborgen zijn)
Diptera vliegen en muggen
7: Voorvleugels zijn hard en minstens gedeeltelijk hoorn- of leerachtig.
Ga naar vraag 8
-Alle vleugels zijn vliezig.
Ga naar vraag 13
8: De voorvleugels zijn hoornachtig, met uitzondering van een vliezig uiteinde.Deze insecten bezitten een steek-zuigsnuit.
Hemiptera
Klik hier (JD) Wantsen, cicaden en bladluizen
-Voorvleugels volledig bestaand uit hetzelfde weefselstructuur.
Ga naar vraag 9
9: Voorvleugels hard en zonder aderen en ze komen tesamen in het midden.
Ga naar vraag 10
-De voorvleugels doorspekt met vele aderen. Ze overlappen minstens een weinig of worden in rust daksgewijs boven het achterlijf gehouden.
Ga naar vraag 11
10: Het achterlijf eindigt in een soort tangvorm. De voorvleugels ( elytra ) zijn altijd kort en vierkant en laten het grootste deel van het achterlijf onbedekt.
Dermaptera Oorwormen
-Het achterlijf heeft geen tangvormig uiteinde en de voorvleugels bedekken meestal gans het achterlijf.
Coleoptera
Klik hier (JD) Kevers
11: Voorvleugels meestal doorschijnend en meestal niet veel steviger dan achtervleugels.Het diertje houdt zijn vleugels dakvormig boven achterlijf in rust. Insect met een steeksnuit, die tevens een zuigsnuit is.
Hemiptera Cicaden en bladluizen
-Insect met kauwende monddelen. De cerci (staartjes ) zijn meestal aanwezig.
Ga naar vraag 12
12: Achterpoten zijn uiterst geschikt om te springen. Vleugels in rust dicht tegen achterlijf gevouwen.
Orthoptera Krekels en sprinkhanen
-Alle poten zijn lang en stekelig. Het is een snel lopend diertje. Het pronotum bedekt bijna helemaal de kop.
Dictyoptera Kakkerlakken en bidsprinkhanen
-Zeer grote voorpoten voorzien van stekels. Het insect heeft een lange hals en een zeer beweeglijke kop.
Dictyoptera 2e Bidsprinkhaan
13: Klein insect bedekt met een wit poeder.
Ga naar vraag 14
-Ander soort insect.
Ga naar vraag 15
14: De vleugels worden in rusthouding vlak gehouden. De monddelen zijn uitgerust om te steken en te zuigen.
Hemiptera Witte vliegen en schildluizen
-De vleugels worden in rust daksgewijs over het achterlijf gehouden en het diertje heeft bijtende monddelen.
Neuroptera Netvleugeligen (familie:Coniopterygidae)
15: Klein, tenger insect met smalle, randbehaarde vleugels.De vleugels worden meestal dicht bij het lichaam gehouden. Wordt dikwijls in bloemen aangetroffen.
Thysanoptera Tripsen (onweersbeestje)
-Ander soort insect.
Ga naar vraag 16
16: De kop naar beneden verlengd in een snuit. Vleugels meestal gevlekt en ongeveer gelijk.
Mecoptera Schorpioenvliegen
-Geen zo'n snuit aanwezig.
Ga naar vraag 17
17: De vleugels zijn min of meer geschubt. Roltong meestal aanwezig.
Lepidoptera Vlinders
-De vleugels zijn meestal transparent, alhoewel mogelijks harig.
Ga naar vraag 18
18: De vleugels tonen een netwerk van aders met eveneens veel dwarsaders.
Ga naar vraag 19
-Relatief weinig dwarsaders in de vleugels.
Ga naar vraag 23
19: Achterlijf met lange achterlijfaanhangsels. (cerci )
Ga naar vraag 20
-Korte of totaal ontbrekende achterlijfaanhangsels. ( cerci )
Ga naar vraag 21
20: Voorvleugels veel groter dan de achtervleugels. De vleugels worden in rust verticaal over het achterlijf geplaatst. Er zijn 2 of 3 achterlijfaanhangsels ( cerci ) aanwezig.
Ephemeroptera
-De voor- en achtervleugel ongeveer van dezelfde grootte of de achtervleugel is groter dan de voorvleugel. In rust worden de vleugels dicht bij het lijf gehouden. 2 korte achterlijfaanhangsels.
Plecoptera Steenvliegen
21: Zeer korte antennes. Het lijf is minstens 25 mm lang.
Odonata Libellen en waterjuffers
-Antennes zijn langer. Ze zijn minstens groter dan de breedte van de kop.
Ga naar vraag 22
22: De tarsi ( klauwen ) bestaan uit 3 geledingen.
Plecoptera Steenvliegen
-De tarsi ( klauwen ) bestaan uit 5 geledingen.
Neuroptera Gaasvliegen, elzevliegen of kameelhalsvliegen
23: Vleugels duidelijk behaard.
Ga naar vraag 24
-Vleugels niet duidelijk behaard.
Ga naar vraag 25
24: Alle vleugels zijn min of meer identiek. Het eerste segment van de voorste klauw ( tarsi ) is opgezwollen.
Embioptera webspinners
-Achtervleugels breder dan de voorvleugels. Het eerste segment van de voorste klauw ( tarsi ) is niet opgezwollen. Antenne in rust naar voren gericht.
Trichoptera Schietmotten of kokerjuffers
25:Klauwtjes ( tarsi ) met 4 of 5 segmenten.
Ga naar vraag 26
-Klauwtjes ( tarsi ) met 1 tot 3 segmenten.
Ga naar vraag 27
26: Alle vleugels identiek en tevens zeer dun en met weinig aders.Het diertje komt in zwermen voor.
Isoptera
-Achtervleugels veel kleiner dan voorvleugels.
Hymenoptera
27: Achtervleugels identiek of groter dan voorvleugels. Achterlijf met achterlijfaanhangsels. ( cerci )
Plecoptera
-Achtervleugels kleiner dan voorvleugels. Geen achterlijfaanhangsels. ( cerci )
Ga naar vraag 28
28: Zeer klein insect met minstens 12 segmenten in de antenne.
Psocoptera
-Nooit meer dan 10 segmenten in de antenne. Insect heeft eveneens een steek-zuigsnuit.
Hemiptera
29: Insect met slank, takvormig lichaam.
Phasmida
-Insect heeft andere lichaamsvorm.
Ga naar vraag 30
30: Insect met sprinkhaan-vormig lichaam en met lange achterpoten om te springen.
Orthoptera
-Insect met een andere lichaamsvorm.
Ga naar vraag 31
31: Klein insect met een zacht lichaam. Het leeft op planten, maar dikwijls onder een beschermend schild of schaal.
Hemiptera
-Ander soort insect.
Ga naar vraag 32
32: Zeer minuscuul insect dat in de bodem leeft. Het is kleiner dan 2 mm en heeft geen antenne.
Protura
-Ander soort insect.
Ga naar vraag 33
33: Insect met cerci of ander achterlijfaanhangsel.
Ga naar vraag 34
-Insect met andere aanhangsels.
Ga naar vraag 41
34: Achterlijfaanhangsels lang en opvallend.
Ga naar vraag 35
-Achterlijfaanhangsels zijn kort of verborgen onder het achterlijf.
Ga naar vraag 38
35: De achterlijfaanhangsel vormen tangen.
Ga naar vraag 36
-De achterlijfaanhangsels hebben geen tangvorm.
Ga naar vraag 37
36: De klauwtjes ( tarsi ) bestaan uit 3 segmenten.
Dermaptera Oorwormen
-De klauwtjes ( tarsi ) hebben slechts 1 segment.
Diplura Bodeminsect zonder ogen
37: Achterlijf met 3 lange achterlijfaanhangsels.
Thysanura Zilvervisjes
-Achterlijf met slechts 2 achterlijfaanhangsels.
Diplura Bodeminsect zonder ogen
38: Zeer klein springend insect. De kop is naar beneden gericht en vormt een snuit.
Mecoptera Schorpioenvliegen (sneeuwvlieg)
-Het insect heeft geen snuit.
Ga naar vraag 39
39: Klein tot zelf minuscuul insect met een gevorkte springorgaan onder het achterste van het achterlijf . Wordt gewoonlijk gevonden in rottende vegetatie.
Collembola Springstaarten
-Insect anders gevormd.
Ga naar vraag 40
40: Klauwtjes ( tarsi ) hebben gewoonlijk 4 segmenten.Slank en week insect. Leeft in kolonies in dood hout.
Isoptera Termieten
-Klauwtjes ( tarsi ) bestaan uit 3 segmenten en het voorste segment is gezwollen.
Embioptera Webspinners
41: Een parasiet in vacht of in pluimen. De insecten zijn gewoonlijk zijdelings of dorso-ventraal afgeplat.
Ga naar vraag 42
-Insect is geen parasiet en is niet afgeplat.
Ga naar vraag 46
42: Springend insect dat zijdelings afgeplat is.
Siphonaptera Vlooien
-Insect dorso-ventraal ( rug - buik ) afgeplat.
Ga naar vraag 43
43: Insect van gemiddelde grootte. De kop is gedeeltelijk verzonken in het borststuk.
Ga naar vraag 44
-Minuscuul insect. De kop is niet verzonken in het borststuk.
Ga naar vraag 45
44: Antennes zeer kort. Insect met opvallende poten en 2 sterke klauwen , die uiterst geschikt zijn om een zoogdier vast te houden.
Diptera Luisvliegen
-Lange antennes. Het lijf heeft een iets ronde-vorm. Poten en klauwen minder opvallend. Steeksnuit.
Hemiptera Wantsen (sommige families)
-45: Grote kop. Kop zo breed als het lijf. Ovaal of langwerpig insect.Duidelijke prothorax. (eerste segment van het borststuk) Bijtende monddelen.
Mallophaga Bijtende luizen
-Kleine kop. Kop veel smaller dan het lichaam. Peervormig insect. Borststuk segmenten volledig samengesmolten in 1 geheel. Zuigende monddelen.
Anoplura Bloedzuigende luizen
46: Achterlijf met duidelijke wespentaille. De antennes zijn dikwijls met duidelijke elleboog knik.
Hymenoptera Vliesvleugeligen (voornamelijk mieren)
-Geen zulke eigenschappen
Ga naar vraag 47
47: Het lijf is groter dan 5 mm en bedekt met afgeplatte haren of schubben. Rudimentaire vleugels zijn nog aanwezig.
Lepidoptera Vlinders (sommige vrouwtjes)
-Het kale of slechts occasioneel geschubde lijf is gewoonlijk kleiner dan 5 mm. Rudimentaire vleugels zijn nog aanwezig.
Ga naar vraag 48
48: De kop is zo breed of toch bijna zo breed als het verdere lijf. Lange antennes. Het insect heeft bijtende monddelen en het diertje wordt dikwijls tussen gedroogde materialen gevonden.
Psocoptera stofluizen
-De kop is minder breed dan het lijf. Klein peervormig insect. Het insect heeft zuigende monddelen.Het achterlijf is dikwijls voorzien van een paar buisvormige aangroeiingen nabij zijn uiteinde. Het insect wordt gevonden op een groeiende plant.
Hemiptera Bladluizen
Ter aanvullende info:
Zie ook deze kleine beestjes en ongedierte:
Klik hier
Comment