Osmose
Osmose (diffusie van water door een permeabele membraan) bij plantencellen. Osmose zorgt er o.a. voor dat cellen in de wortelharen van planten water uit de bodem kunnen opnemen. Of wortelhaarcellen water uit de bodem opnemen is afhankelijk van de concentratie van de opgeloste stoffen in de bodem. Er zijn drie mogelijkheden: De concentratie opgeloste stoffen in de bodem is lager dan de concentratie opgeloste stoffen in de wortelharen. De wortelharen nemen osmotisch water op uit de bodem. Ze drinken.
De concentratie opgeloste stoffen in de bodem is hoger dan de concentratie opgeloste stoffen in de wortelharen. De wortelharen staan osmotisch water af aan de bodem. Ze verbranden.
De concentratie opgeloste stoffen in de bodem is gelijk aan de concentratie opgeloste stoffen in de wortelharen. De wortelharen nemen geen water op uit de bodem, maar staan ook geen water af aan de bodem. De plantencellen zijn in dit geval in (osmotisch) evenwicht met de bodem. Enkel opname door de verdamping van het blad en de capillaire werking.
Plantencellen hebben dus een permeabele celwand. Dit betekent dat de celwand volledig doorlaatbaar is voor water en de hierin opgeloste stoffen.
De celwand is een dood omhulsel van de levende plantencel, die als een elastieken kous om de cel heen zit. De celwand oefent een druk uit op de cel, de wanddruk. De cel oefent een tegendruk uit, de turgor.
Onder normale omstandigheden zijn de wanddruk en de turgor even groot en groter dan 0 Pa. De cel is turgescent. Hieraan ontleent de cel zijn stevigheid.
Een turgescente plantencel heeft een osmotische waarde die groter is dan die van zijn milieu (de plantencel is hypertonisch, het milieu hypotonisch). Er stroomt hierdoor osmotisch water de cel in. Omdat er door de wanddruk per tijdseenheid evenveel water de cel uitstroomt, is er toch evenwicht.
Wordt de osmotische waarde van het milieu van een plantencel extreem hoog (overvoeding), dan stroomt er osmotisch heel veel water de cel uit. Ze verbranden. De cel verliest zijn turgor (turgor = 0 Pa) en wordt slap. De celmembraan komt los van de celwand, die niet verder kan inkrimpen. Er is sprake van plasmolyse.
De overgangstoestand, turgor = 0 Pa, celwand en celmembraan maken nog net overal contact met elkaar, wordt grensplasmolyse genoemd.
Heeft de turgor de waarde 0 Pa en is de plantencel in evenwicht met zijn milieu, dan is de cel isotonisch met zijn milieu.
Ze staan dan tegen overvoeden aan en drinken nog nauwelijks.
We leren hier dus uit dat je een plant niet kunt vetmesten door veel voeding te geven. Te veel opgeloste voedingszouten remt juist de voedingsopname. Dus wees vooral zuinig met voeden als je wil dat de plant er ook maar iets van opneemt. Ook de ballastzouten en gestapelde niet opneembare zouten en de verzilting in je medium tellen in dit verhaal mee. Voed je lang met een hoge EC dan worden deze concentraties in je medium zo hoog dat de plant niet meer kan drinken. Ze verdampt nog wel en verliest turgordruk. Dit wil ze voorkomen en ze sluit de huidmonden om te voorkomen dat ze nog meer vocht door verdamping verliest. Gevolg, de interne bladtemperatuur gaat omhoog omdat ze niet meer koelt, ze komt in een warmteshock. Er word nauwelijks nog co2 opgenomen dus de fotosynthese stagneert.
Onthoud dus bij voeden van je plant Minder is Meer! Zeker als je planten redelijk warm staan willen ze veel verdampen om hun blad te koelen. Met een gehalveerde ec kan ze dit dan ook daadwerkelijk doen. Doordat ze veel meer water met de daarin opgeloste voedingszouten kunnen opnemen komen er uiteindelijk meer (molmassa) voedingszouten in je plant dan wanneer je met een maximale ec zou gaan werken.
Grtz, Monty.
Osmose (diffusie van water door een permeabele membraan) bij plantencellen. Osmose zorgt er o.a. voor dat cellen in de wortelharen van planten water uit de bodem kunnen opnemen. Of wortelhaarcellen water uit de bodem opnemen is afhankelijk van de concentratie van de opgeloste stoffen in de bodem. Er zijn drie mogelijkheden: De concentratie opgeloste stoffen in de bodem is lager dan de concentratie opgeloste stoffen in de wortelharen. De wortelharen nemen osmotisch water op uit de bodem. Ze drinken.
De concentratie opgeloste stoffen in de bodem is hoger dan de concentratie opgeloste stoffen in de wortelharen. De wortelharen staan osmotisch water af aan de bodem. Ze verbranden.
De concentratie opgeloste stoffen in de bodem is gelijk aan de concentratie opgeloste stoffen in de wortelharen. De wortelharen nemen geen water op uit de bodem, maar staan ook geen water af aan de bodem. De plantencellen zijn in dit geval in (osmotisch) evenwicht met de bodem. Enkel opname door de verdamping van het blad en de capillaire werking.
Plantencellen hebben dus een permeabele celwand. Dit betekent dat de celwand volledig doorlaatbaar is voor water en de hierin opgeloste stoffen.
De celwand is een dood omhulsel van de levende plantencel, die als een elastieken kous om de cel heen zit. De celwand oefent een druk uit op de cel, de wanddruk. De cel oefent een tegendruk uit, de turgor.
Onder normale omstandigheden zijn de wanddruk en de turgor even groot en groter dan 0 Pa. De cel is turgescent. Hieraan ontleent de cel zijn stevigheid.
Een turgescente plantencel heeft een osmotische waarde die groter is dan die van zijn milieu (de plantencel is hypertonisch, het milieu hypotonisch). Er stroomt hierdoor osmotisch water de cel in. Omdat er door de wanddruk per tijdseenheid evenveel water de cel uitstroomt, is er toch evenwicht.
Wordt de osmotische waarde van het milieu van een plantencel extreem hoog (overvoeding), dan stroomt er osmotisch heel veel water de cel uit. Ze verbranden. De cel verliest zijn turgor (turgor = 0 Pa) en wordt slap. De celmembraan komt los van de celwand, die niet verder kan inkrimpen. Er is sprake van plasmolyse.
De overgangstoestand, turgor = 0 Pa, celwand en celmembraan maken nog net overal contact met elkaar, wordt grensplasmolyse genoemd.
Heeft de turgor de waarde 0 Pa en is de plantencel in evenwicht met zijn milieu, dan is de cel isotonisch met zijn milieu.
Ze staan dan tegen overvoeden aan en drinken nog nauwelijks.
We leren hier dus uit dat je een plant niet kunt vetmesten door veel voeding te geven. Te veel opgeloste voedingszouten remt juist de voedingsopname. Dus wees vooral zuinig met voeden als je wil dat de plant er ook maar iets van opneemt. Ook de ballastzouten en gestapelde niet opneembare zouten en de verzilting in je medium tellen in dit verhaal mee. Voed je lang met een hoge EC dan worden deze concentraties in je medium zo hoog dat de plant niet meer kan drinken. Ze verdampt nog wel en verliest turgordruk. Dit wil ze voorkomen en ze sluit de huidmonden om te voorkomen dat ze nog meer vocht door verdamping verliest. Gevolg, de interne bladtemperatuur gaat omhoog omdat ze niet meer koelt, ze komt in een warmteshock. Er word nauwelijks nog co2 opgenomen dus de fotosynthese stagneert.
Onthoud dus bij voeden van je plant Minder is Meer! Zeker als je planten redelijk warm staan willen ze veel verdampen om hun blad te koelen. Met een gehalveerde ec kan ze dit dan ook daadwerkelijk doen. Doordat ze veel meer water met de daarin opgeloste voedingszouten kunnen opnemen komen er uiteindelijk meer (molmassa) voedingszouten in je plant dan wanneer je met een maximale ec zou gaan werken.
Grtz, Monty.
Comment