Vanaf de middeleeuwen en wellicht zelfs vroeger was hennep het eerste gewas wat een boertje dat iets of wat grond voor zichzelf bezat, plantte. De bewijzen daarvoor zijn online beschikbaar en wel onder de vorm van de
www.dbnl.org - bibliotheek der Nederlandse letteren
Hierop worden allerlei copyright-vrije historische teksten gepubliceerd, en kun je doorzoeken met de zoekfunctie. Wel moet je de historische namen van hennep kennen:
Middelnederlands: canep,
Nieuw Nederlands (16 eeuw) kennip, hennip in het noorden (Nederland)
en kemp, kamp, kimp in het zuiden (Vlaanderen)
Kemp is de standaardnaam in Vlaanderen, al in het Cruydeboeckvan Dodoens (1554) en dat blijft zo. Als er dan een streek is die de Kempen heet, dan is dat ook niet toevallig:
Hier een laat 18e eeuwse brievenroman (niet te lezen voor de rest natuurlijk) uit Nederland:
www.dbnl.org - bibliotheek der Nederlandse letteren
Hierop worden allerlei copyright-vrije historische teksten gepubliceerd, en kun je doorzoeken met de zoekfunctie. Wel moet je de historische namen van hennep kennen:
Middelnederlands: canep,
Nieuw Nederlands (16 eeuw) kennip, hennip in het noorden (Nederland)
en kemp, kamp, kimp in het zuiden (Vlaanderen)
Kemp is de standaardnaam in Vlaanderen, al in het Cruydeboeckvan Dodoens (1554) en dat blijft zo. Als er dan een streek is die de Kempen heet, dan is dat ook niet toevallig:
Men heeft aen een groot gedeelte van Braband den naem van Kempene gegeven, om dat het zelve schier niet anders als onvrugtbaere gronden vervattende, alleenelyk wat hennip of kemp kon voortbrengen.
Marcus van Vaernewyck, De historie van Belgis. D.J. Vanderhaeghen, Gent 1829 p. 32-3
Marcus van Vaernewyck, De historie van Belgis. D.J. Vanderhaeghen, Gent 1829 p. 32-3
Verscheiden landlieden, vooral vrouwen, vond ik bezig op hun erf, met het braken van den hennip, dat sierlijk gewas, dat wij op kleine hoekjes land, bij elke hut, met zoo veel genoegen zagen groeien. Nu werd het onnut, houtagtig gedeelte, na dat dit in het water de nodige rotting ondergaan had, er van afgescheiden; waar na er niet dan draaden overig bleven, die eene nuttige winterbezigheid aan de landmeisjes zullen verschaffen, met hekelen en spinnen. Wondere, nuttige, rijke plant! die het kleed van den boer, en de vleugelen der zwaarbevragte schepen in zig besluit! - Wie erkent hier niet dezelfde goedheid, die den armen Indiaan zijnen nooddruftvervullenden kokosboom schenkt?
Elisabeth Maria Post, Het land, in brieven. Johannes Allart, Amsterdam 1792. p. 283-4
Elisabeth Maria Post, Het land, in brieven. Johannes Allart, Amsterdam 1792. p. 283-4
Comment