1.
Het verbod op cannabis leidt ertoe dat er naast de coffeeshops en de teelt voor eigen gebruik ook een illegale markt in cannabis bestaat, waar geen controle op mogelijk is, die leidt tot criminaliteit, onveilige en overlastgevende situaties, en waar minderjarigen gemakkelijk toegang tot hebben.
2.
Het verbod op cannabis maakt grootschalige teelt en export tot een lucratieve inkomstenbron voor criminele organisaties, die deze inkomsten vervolgens kunnen gebruiken voor andere criminele activiteiten of via witwasoperaties de legale economie kunnen verstoren.
3.
Het verbod op cannabis werkt crimineel en asociaal gedrag in de hand: regels inzake veiligheid en zekerheid worden gemakkelijk en ongestraft overtreden, conflicten worden vaak gewelddadig opgelost.
4.
Het verbod op cannabis leidt tot een verhoogde prijs, omdat de illegale markt (producent) een risico loopt en dit doorrekent in de prijs.
6.
Het verbod op cannabis legt een enorme werkdruk op de middelen van het justitie- en politieapparaat, die deze niet voor andere, belangrijkere doelen kan inzetten. Sommige van de gebruikte middelen beperken de persoonlijke vrijheid van de burger en staan op gespannen voet met de rechtsstaat.
7.
De kosten van de handhaving van het verbod op cannabis worden niet gerechtvaardigd door de resultaten. Ook al komt de doelstelling van dit verbod (een wezenlijke vermindering van vraag en aanbod) geen stap dichterbij, het verbod zelf wordt nooit ter discussie gesteld.
8.
Het verbod op cannabis berokkent schade aan de geloofwaardigheid van de overheid, aangezien het gebruik ervan reeds in de samenleving is ingeburgerd.
11.
Het verbod op cannabis maakt het onmogelijk om een gestandaardiseerde controle uit te voeren op het product. Zodoende kunnen nauwelijks eisen aan het product worden gesteld, in verband met kwaliteit, gezondheid of informatievoorziening over de bestanddelen en werking van het product.
12.
Het verbod leidt tot ongewenste praktijken in de teelt en verwerking die de kwaliteit van het product -en daarmee de gezondheid van de consument- kunnen aantasten.
13.
Het verbod criminaliseert de cannabisconsument (ruim een miljoen Nederlanders), met negatieve sociale gevolgen voor de personen in kwestie, hun relaties en hun familie, werk- en woonomgeving.
14.
Het verbod op cannabis is een beperking van het recht op vrije meningsuiting. Het verbod legitimeert informatie over de vermeende slechtheid van cannabis die niet serieus op haar waarheidsgehalte en betrouwbaarheid kan worden getoetst, en die als rechtvaardiging dient voor een of andere vorm van actieve handhaving van het cannabisverbod.
15.
Het verbod op cannabis schendt het recht van eenieder om over zijn of haar eigen lichaam te beslissen.
16.
Het verbod op cannabis schendt het recht van eenieder om over een medicijn te beschikken dat nodig is om zijn/haar gezondheid en welzijn te behouden of te bevorderen.
18.
Het verbod op cannabis ontneemt de overheid de mogelijkheid om accijnzen of belasting te heffen op het product.
Het verbod op cannabis leidt ertoe dat er naast de coffeeshops en de teelt voor eigen gebruik ook een illegale markt in cannabis bestaat, waar geen controle op mogelijk is, die leidt tot criminaliteit, onveilige en overlastgevende situaties, en waar minderjarigen gemakkelijk toegang tot hebben.
2.
Het verbod op cannabis maakt grootschalige teelt en export tot een lucratieve inkomstenbron voor criminele organisaties, die deze inkomsten vervolgens kunnen gebruiken voor andere criminele activiteiten of via witwasoperaties de legale economie kunnen verstoren.
3.
Het verbod op cannabis werkt crimineel en asociaal gedrag in de hand: regels inzake veiligheid en zekerheid worden gemakkelijk en ongestraft overtreden, conflicten worden vaak gewelddadig opgelost.
4.
Het verbod op cannabis leidt tot een verhoogde prijs, omdat de illegale markt (producent) een risico loopt en dit doorrekent in de prijs.
6.
Het verbod op cannabis legt een enorme werkdruk op de middelen van het justitie- en politieapparaat, die deze niet voor andere, belangrijkere doelen kan inzetten. Sommige van de gebruikte middelen beperken de persoonlijke vrijheid van de burger en staan op gespannen voet met de rechtsstaat.
7.
De kosten van de handhaving van het verbod op cannabis worden niet gerechtvaardigd door de resultaten. Ook al komt de doelstelling van dit verbod (een wezenlijke vermindering van vraag en aanbod) geen stap dichterbij, het verbod zelf wordt nooit ter discussie gesteld.
8.
Het verbod op cannabis berokkent schade aan de geloofwaardigheid van de overheid, aangezien het gebruik ervan reeds in de samenleving is ingeburgerd.
11.
Het verbod op cannabis maakt het onmogelijk om een gestandaardiseerde controle uit te voeren op het product. Zodoende kunnen nauwelijks eisen aan het product worden gesteld, in verband met kwaliteit, gezondheid of informatievoorziening over de bestanddelen en werking van het product.
12.
Het verbod leidt tot ongewenste praktijken in de teelt en verwerking die de kwaliteit van het product -en daarmee de gezondheid van de consument- kunnen aantasten.
13.
Het verbod criminaliseert de cannabisconsument (ruim een miljoen Nederlanders), met negatieve sociale gevolgen voor de personen in kwestie, hun relaties en hun familie, werk- en woonomgeving.
14.
Het verbod op cannabis is een beperking van het recht op vrije meningsuiting. Het verbod legitimeert informatie over de vermeende slechtheid van cannabis die niet serieus op haar waarheidsgehalte en betrouwbaarheid kan worden getoetst, en die als rechtvaardiging dient voor een of andere vorm van actieve handhaving van het cannabisverbod.
15.
Het verbod op cannabis schendt het recht van eenieder om over zijn of haar eigen lichaam te beslissen.
16.
Het verbod op cannabis schendt het recht van eenieder om over een medicijn te beschikken dat nodig is om zijn/haar gezondheid en welzijn te behouden of te bevorderen.
18.
Het verbod op cannabis ontneemt de overheid de mogelijkheid om accijnzen of belasting te heffen op het product.