Inleiding
Enige tijd geleden sprak ik een medekweker die in de problemen was gekomen: de 'blauwjassen" constateerden dat hij "bedrijfsmatig" cannabisteler was. Immers, deze kweker had in een kleine linnenkast onder een "250 watter" 5 planten staan. Hermandad noemde deze linnenkast "KWEEKRUIMTE 1". Daarnaast had onze kweker in een kleine aquariumbak onder een spaarlampje 6 stekjes staan. Hermandad noemde dit "KWEEKRUIMTE 2". Dit misdrijf werd voorgelegd aan het Openbaar Ministerie, die dit vergrijp kennelijk op waarde wist te schatten: het bleef bij een sepot met afstandsverklaring. Je zou dus willen zeggen: dit is een vervelend voorval en daarmee is de kous af. Zo niet bij onze kweker. Omdat justitie, belastingdienst, woningbouwverenigingen en energieleveranciers een convenant hebben afgesloten om de cannabisteelt te ontmoedigen, werd de woningbouwvereniging op de hoogte gesteld van het feit dat onze kweker/huurder bedrijfsmatig cannabis teelde. Aangezien in de huurovereenkomst stond dat er in de betreffende woning geen nering of handel mocht worden gedreven, werd de huurovereenkomst opgezegd en stond onze kweker met zijn gehele hebben en houden op straat. Overigens had onze kweker zich als een voorbeeldig huurder gedragen en had hij geen verbouwingen uitgevoerd die de woonfunctie van het huis aantastten.
Beschouwing
Ik stel mij op het standpunt dat de woningbouwvereniging met het opzeggen van de huur in strijd handelt met het "gelijkheidsbeginsel". De overheid is gehouden onder gelijke omstandigheden elke burger gelijkelijk te behandelen. Als een bepaalde groep van burgers wordt bevoordeeld dan hebben andere groepen van burgers, die in min of meer gelijke omstandigheden verkeren recht op een gelijke behandeling. Hoewel een woningbouwvereniging een lichaam is opgericht naar privaatrecht is dit orgaan ten dele een (in)direct verlengstuk van de overheid en is zo'n lichaam ook verantwoording schuldig aan de overheid. Sociale woningbouw is een overheidstaak, die is gedelegeerd aan de woningbouwverenigingen.
Op grond van deze feiten en omstandigheden is naar mijn oordeel een woningbouwvereniging, evenals de overheid gehouden het gelijkheidsbeginsel te respecteren. En mocht dit niet rechtstreeks voortvloeien uit de wet dan moet het gelijkheidsbeginsel worden gerespecteerd op gronden van moraal en fatsoen.
Waarom is het gelijkheidsbeginsel van toepassing?
Zo er al sprake is van bedijfsmatig handelen (immers, een onderneming is een organisatie van kapitaal en arbeid die deelneemt aan het maatschappeloijk produktieproces met het oogmerk winst te behalen: een kweker met wat planten voor eigen gebruik voldoet mijns inziens niet aan de gestelde criteria) dan handelt de woningbouwverniging in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Vele duizenden vrije beroepsuitoefenaren genieten winst uit onderneming of inkomsten uit overige werkzaamheden die vanuit hun huurwoning worden verricht. Ik denk hierbij aan thuiskapsters, manicures, pedicures etc. Waarom worden deze werkzaamheden wel gedoogd, terwijl er in deze situaties meer sprake is van overlast, zoals extra verkeersdruk, terwijl een thuiskweker wordt geconfronteerd met ingrijpende sancties.
Conclusie
Een ieder, die wordt geconfronteerd met een huisuitzetting raad ik aan in verweer te komen. Laat je bijstaan door een jurist (wetswinkel, sociale advocatuur) en voer verweer. Sterker nog, vorder bij een eventuele procedure, in reconventie een schadevergoeding wegens onrechtmatige daad.
Slotopmerkingen
Teneinde deze materie enigszins leesbaar te houden heb ik mij de beperking opgelegd me te houden aan een basaal uitgangspunt.
Mede van toepassing kan zijn:
- het subsidiariteitsbeginsel (zie encycliek Quadragesima Anno van Paus Pius)
- het evenredigheidsbeginsel (rechtsvinding en rechtsbedeling)
- het proportialiteitsbeginsel (rechtsvinding en rechtsbedeling)
Het doel van het recht in een democratische, geciviliseerde samenleving is gebaseerd op 3 rechtsstatelijke beginselen, te weten:
- rechtszekerheid
- rechtsgelijkheid
- en de democratisch gelegitimeerde belangen afweging.
Xtreme
Enige tijd geleden sprak ik een medekweker die in de problemen was gekomen: de 'blauwjassen" constateerden dat hij "bedrijfsmatig" cannabisteler was. Immers, deze kweker had in een kleine linnenkast onder een "250 watter" 5 planten staan. Hermandad noemde deze linnenkast "KWEEKRUIMTE 1". Daarnaast had onze kweker in een kleine aquariumbak onder een spaarlampje 6 stekjes staan. Hermandad noemde dit "KWEEKRUIMTE 2". Dit misdrijf werd voorgelegd aan het Openbaar Ministerie, die dit vergrijp kennelijk op waarde wist te schatten: het bleef bij een sepot met afstandsverklaring. Je zou dus willen zeggen: dit is een vervelend voorval en daarmee is de kous af. Zo niet bij onze kweker. Omdat justitie, belastingdienst, woningbouwverenigingen en energieleveranciers een convenant hebben afgesloten om de cannabisteelt te ontmoedigen, werd de woningbouwvereniging op de hoogte gesteld van het feit dat onze kweker/huurder bedrijfsmatig cannabis teelde. Aangezien in de huurovereenkomst stond dat er in de betreffende woning geen nering of handel mocht worden gedreven, werd de huurovereenkomst opgezegd en stond onze kweker met zijn gehele hebben en houden op straat. Overigens had onze kweker zich als een voorbeeldig huurder gedragen en had hij geen verbouwingen uitgevoerd die de woonfunctie van het huis aantastten.
Beschouwing
Ik stel mij op het standpunt dat de woningbouwvereniging met het opzeggen van de huur in strijd handelt met het "gelijkheidsbeginsel". De overheid is gehouden onder gelijke omstandigheden elke burger gelijkelijk te behandelen. Als een bepaalde groep van burgers wordt bevoordeeld dan hebben andere groepen van burgers, die in min of meer gelijke omstandigheden verkeren recht op een gelijke behandeling. Hoewel een woningbouwvereniging een lichaam is opgericht naar privaatrecht is dit orgaan ten dele een (in)direct verlengstuk van de overheid en is zo'n lichaam ook verantwoording schuldig aan de overheid. Sociale woningbouw is een overheidstaak, die is gedelegeerd aan de woningbouwverenigingen.
Op grond van deze feiten en omstandigheden is naar mijn oordeel een woningbouwvereniging, evenals de overheid gehouden het gelijkheidsbeginsel te respecteren. En mocht dit niet rechtstreeks voortvloeien uit de wet dan moet het gelijkheidsbeginsel worden gerespecteerd op gronden van moraal en fatsoen.
Waarom is het gelijkheidsbeginsel van toepassing?
Zo er al sprake is van bedijfsmatig handelen (immers, een onderneming is een organisatie van kapitaal en arbeid die deelneemt aan het maatschappeloijk produktieproces met het oogmerk winst te behalen: een kweker met wat planten voor eigen gebruik voldoet mijns inziens niet aan de gestelde criteria) dan handelt de woningbouwverniging in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Vele duizenden vrije beroepsuitoefenaren genieten winst uit onderneming of inkomsten uit overige werkzaamheden die vanuit hun huurwoning worden verricht. Ik denk hierbij aan thuiskapsters, manicures, pedicures etc. Waarom worden deze werkzaamheden wel gedoogd, terwijl er in deze situaties meer sprake is van overlast, zoals extra verkeersdruk, terwijl een thuiskweker wordt geconfronteerd met ingrijpende sancties.
Conclusie
Een ieder, die wordt geconfronteerd met een huisuitzetting raad ik aan in verweer te komen. Laat je bijstaan door een jurist (wetswinkel, sociale advocatuur) en voer verweer. Sterker nog, vorder bij een eventuele procedure, in reconventie een schadevergoeding wegens onrechtmatige daad.
Slotopmerkingen
Teneinde deze materie enigszins leesbaar te houden heb ik mij de beperking opgelegd me te houden aan een basaal uitgangspunt.
Mede van toepassing kan zijn:
- het subsidiariteitsbeginsel (zie encycliek Quadragesima Anno van Paus Pius)
- het evenredigheidsbeginsel (rechtsvinding en rechtsbedeling)
- het proportialiteitsbeginsel (rechtsvinding en rechtsbedeling)
Het doel van het recht in een democratische, geciviliseerde samenleving is gebaseerd op 3 rechtsstatelijke beginselen, te weten:
- rechtszekerheid
- rechtsgelijkheid
- en de democratisch gelegitimeerde belangen afweging.
Xtreme
Comment